Rond het middaguur stijgen zwarte rookwolken boven de Linge uit. De eigenaar van zijn motorzeiljacht ziet rook door de vloer omhoog komen. Geschrokken vaart de schipper zo snel mogelijk naar de kant, onderwijl breken heftige vlammen door. Op de Polderdijk, aan deze kant van de Linge, snellen passanten en bewoners toe, zij bellen de brandweer.
De brandweer dient, om dichtbij het schip te komen, door weilanden, bossages en natuurgebied te rijden. Dat is helaas onmogelijk. Intussen is de brandweer van verre hoorbaar onderweg, zij komt aan op de Polderdijk. Zij wil van deze kant de brand gaan bestrijden.
Helaas blijkt al gauw, de brandweer heeft onvoldoende water bij zich.
Onduidelijk is waarom er geen water uit de Linge gebruikt kan worden.
Al snel arriveert een schuimbluswagen van de brandweer. Het schuim wordt over de boot gespoten waarna al gauw de brand bedaart.
De volgende dag . . . Met behulp van duikers worden drijvers aan de onderzijkant van de boot bevestigd zodat de boot omhoog komt en naar deze kant kan worden gesleept. Daarna worden banden onder de boot door getrokken, het hijswerk kan gaan beginnen.
Ter voorkoming dat het schip in 2 stukken uiteen kan vallen wordt er voor gekozen om het schip de kant op te slepen. Het onderstuk lijkt nog op een schip, van binnen is alles volledig uitgebrand, tot op de bodem aan toe. Twee dagen later wordt het karkas met een kraan + grijper in kleine stukken geknepen en als afval in een container afgevoerd. Einde van een fraai zeewaardig motorjacht.